beschouwd als een wenk om de aanklagers met terughouding te
behandelen en dit vermeerderde nog hun woede.
Nauwelijks binnengetreden begonnen zij hun
beschuldigingen met grote opdringerigheid voor te brengen.
Herodes ondertussen bekeek Jezus benieuwd en omdat Jezus
zo ellendig was en daar stond met verward en half uitgeplukt
haar, met een bebloed, bevuild en gekneusd gelaat en met een
bezoedeld kleed, werd die wellustige en verwijfde vorst door
een gevoel van walg aangegrepen.
Hij bracht de naam van God erbij te pas en zegde iets als
‘Jehova’. Toen wendde hij met een gebaar van afkeer zijn gelaat
van Jezus af en gaf de hogepriesters het bevel: “Breng die mens
hier vandaan en reinigt Hem. Hoe durft gij iemand zo bevuild en
zo toegetakeld onder mijn ogen brengen? De dienaren trokken
Jezus nu naar de voorhal (of zuilengang). Men bracht water in
een bekken met een veeglap en men reinigde Hem onder
mishandelingen. Zij aangezicht was gekneusd en vol wonden en
deze maakten zij nog groter door er met de lap over te wrijven.
1869.
Herodes verweet de hogepriesters hun wreedheid. Het scheen dat
hij de handelwijze van Pilatus wilde navolgen, want hij sprak:
“Het is de Man aan te zien dat Hij in de handen van slachters is
gevallen; gij begint de slachting vóór de tijd” (cfr. nr. 1859,
voetnoot 61).
De hogepriesters brachten intussen hun klachten en
beschuldigingen gehaast en opdringerig tegen Jezus in.
Zodra men met Jezus bij hem teruggekeerd was, veinsde Herodes
Hem met grote hoffelijkheid te willen bejegenen en hij gaf het
bevel Hem een beker wijn aan te bieden om zijn verloren krachten
te herwinnen, daar Hij zich wel zwak moest voelen.
Jezus echter schudde afwijzend het hoofd.
Fascikel 30
320
|