Door de Romeinse landvoogd zijt ge nu aan mij overgeleverd om
gevonnist te worden, hoe beantwoordt gij derhalve de
beschuldigingen die men hier tegen U inbrengt??
Gij zwijgt?
-
Men heeft mij zoveel verteld over uw grote wijsheid, die Gij in
uw gesprekken en onderrichtingen aan de dag legt; ik zou
thans derhalve wel gaarne horen hoe Gij uw tegenstanders
weerlegt. Wat zegt Gij?
-
Is het waar dat Gij de verwachte Koning van de Joden zijt?
Zijt Gij de Zoon van God? Wie zijt Gij?
Ik vernam dat Gij grote wonderen gedaan hebt, bewijs het eens in
mijn tegenwoordigheid, geef mij een teken! Ik heb het in mijn
macht U vrij te laten.
-
Is het waar dat Gij aan blindgeborenen het gezicht
teruggegeven,
-
Lazarus van de dood opgewekt en
-
duizenden mensen met enkele broden verzadigd hebt?
Waarom antwoordt Gij me niet?
Ik bezweer U, doe eens een van uw wonderen, het zal Uzelf tot
voordeel strekken.”
Daar Jezus op geen enkele van zijn vragen reageerde,
stelde Herodes met nog groter haast een vloed van vragen.
-
“Wie zijt Gij?
-
Wat is er aan de hand met U?
-
Wie heeft U die volmacht gegeven, wie het gezag dat Gij u
aanmatigt?
-
Waarom vermoogt Gij thans niets meer?
-
Zijt Gij dezelfde over wiens geboorte zulke vreemde geruchten
de ronde gedaan hebben?
Fascikel 30
322
|