Om diplomatieke redenen wilde hij hier door zijn houding
tegenover Jezus onder de ogen van de hogepriesters een vleierij
aan Pilatus bewijzen, doch dit belette hem niet Jezus met
verachtende smaadwoorden te overladen.
Ook beval hij aan zijn hofdienaren en lijfwachten, die wel ten
getale van 200 in zijn paleis waren: “Brengt die dwaas van hier
weg en bewijst die belachelijke koning de eer die Hem past;
Hij is meer een dwaas dan een misdadiger te noemen.”
Bespotting van Jezus bij Herodes.
Nu leidden zij de Zaligmaker naar een groot binnenhof en
begonnen Hem aanstonds onzeglijk te mishandelen en te
bespotten. Dit binnenhof was omgeven door de vleugels van
het paleis en op een dakterras staande sloeg Herodes een
tijdlang al de beledigingen en mishandelingen gade. Annas en
Kaïfas belegerden hem voortdurend en beproefden alle
mogelijke middelen om hem te bewegen Jezus te veroordelen.
Herodes echter antwoordde hun, en dit met opzet ten aanhoren der
Romeinen: “Het zou van mijnentwege de grootste misdaad zijn,
indien ik Hem veroordeelde.” Waarschijnlijk wilde hij zeggen: de
grootste blunder tegen het oordeel van Pilatus, die zo vriendelijk
geweest is Jezus tot mij te zenden (en aldus mijn gezag te
erkennen).
1872.
Toen de hogepriesters en vijanden van Jezus zagen dat Herodes
hun in het geheel niet ter wille zou zijn, zonden zij enigen uit hun
midden met geld naar de wijk Akra, waar zich nu vele Farizeeën
ophielden om dezen te gelasten met het volk uit hun gewest in de
omtrek van het paleis van Pilatus te komen.
Ook lieten zij aan die Farizeeën veel geld ter hand stellen om door
dit middel van het volk gedaan te krijgen dat het de doodstraf van
Jezus met alle geweld van Pilatus zou vorderen.
Fascikel 30
325
|