background image
Zij zonden anderen onder het volk uit om het bang te maken met
de bedreiging dat het zich Gods strafgericht op de hals zou halen,
indien het de dood van die godslasteraar niet eiste. Ook lieten zij
uitstrooien dat, indien Hij niet ter dood veroordeeld werd, Hij zich
met de Romeinen tegen hen zou verenigen. “Dit toch bedoelde
Hij, lasterden zij, met het Rijk, waarvan Hij zo dikwijls heeft
gesproken, en dan zijn de Joden onherroepelijk verloren.”
Naar andere zijden verspreidden zij het gerucht dat Herodes Jezus
veroordeeld had, maar dat ook het volk zijn wil nog moest
kenbaar maken; zij joegen het schrik aan met het vooruitzicht dat
zijn vrijspraak het hele feest in de war zou brengen, want aan het
hoofd van zijn aanhangers zou Hij, met de hulp van de Romeinen,
wraak op hen nemen.
Intussen deelden nog een ander deel van hen geld uit aan de
soldaten om Jezus barbaars, ja, dodelijk te mishandelen, want
zij wensten dat Hij mocht sterven, eer Pilatus Hem vrijsprak.
1873.
Terwijl de Farizeeën zich met deze actie bezig hielden en geen
poging onaangewend lieten om hun doel te bereiken, was Onze
Heer het slachtoffer van de schandelijkste smaad en de
gruwelijkste mishandelingen vanwege het ruwe, goddeloze
soldatenrot. Dit meende Hem niet wreed genoeg te kunnen
mishandelen, omdat hun koning zelf Jezus hun als een gek,
die hem niet te woord wilde staan, ter mishandeling had
overgeleverd.
Na Hem dus tot in het binnenplein te hebben vooruitgestoten,
begonnen zij hun beulenwerk.
-
Een van hen kwam aandraven met een grote witte zak, die
hij in de portierskamer wist liggen. In deze zak werd eens
katoen naar hier gezonden. Zij houwden met een zwaard
een gat in de bodem van de zak en wierpen hem vervolgens
onder algemeen luidruchtig geschater over Jezus’ hoofd.
Fascikel 30
326