-
Een tweede soldaat bracht een rode lap en wierp hem als
een kraag om Jezus’ hals.
De zak hing Hem tot ver over de voeten en nu bogen zij
spottend voor Hem, stieten Hem her en derwaarts, verguisden
en bespuwden Hem, sloegen Hem in het aangezicht, omdat
Hij hun koning geen antwoord had willen geven en gaven
Hem op spottende wijze duizenden huldeblijken; zij
bewierpen Hem met slijk, trokken Hem voort als had Hij
moeten dansen, rukten Hem met geweld om Hem over zijn
wijde, slepende mantel ter aarde te doen vallen en sleepten
Hem door een riool die langs de gebouwen rondom het plein
liep, zodat zijn heilig hoofd bonsde tegen de zuilen en
hoekstenen.
Dan trokken zij Hem weerom op en begonnen een ander
spotbedrijf rondom Hem, want er waren daar wel 200 soldaten
en hovelingen van Herodes, mensen afkomstig uit de meest
verschillende landstreken. De slechtsten uit elke afdeling
wilden voor zich en voor hun landgenoten bij Herodes eer
verwerven door het uitvinden en uitwerken op Jezus van een
eigen mishandeling.
Dit geschiedde, gelijk alles, in stormender haast, onder wild
gejoel en hoongetier. De vijanden van Jezus hadden
sommigen van hen met geld omgekocht en dezen sloegen
Jezus nu te midden van het gewoel met knuppels op het hoofd.
Jezus zag hen zo medelijdend aan en zuchtte en
jammerde zo smartelijk, doch dit weeklagen bootsten zij
spottend met nagemaakte stemmen na en barstten bij elke
nieuwe mishandeling in hoongelach uit. Geen sprake van
medelijden bij iemand onder hen.
Van Jezus’ hoofd zag ik het bloed erbarmelijk neervloeien.
Driemaal zag ik Hem onder hun knuppelslagen bezwijken,
doch het scheen mij nu ook dat wenende engelen boven Hem
verschenen, en dat ze zijn hoofd zalfden.
Fascikel 30
327
|