background image
1875.
De H. Maagd, haar oudste zuster Maria Heli en dezer dochter
Maria van Kleofas, Maria Magdalena en vele andere vrouwen,
wel 20 in getal, stonden gedurende de voorvallen, die nu verteld
gaan worden, tezamen in één der hallen, vanwaar zij alles konden
horen en (zich ook verder wagend) slopen zij her en der (tussen
het volk). In het begin was Joannes ook bij hen71.
In zijn spotkleed werd Jezus dwars door de opeengepakte
menigte geleid, die Hem op hoongelach en spot onthaalde.
De Farizeeën hadden er immers voor gezorgd dat het laagste
gemeen overal vooraan stond. Deze haantjes-vooruit waren zo
laaghartig dat zij de Farizeeën in het honen en versmaden van
Jezus overtroffen.
Een hofbeambte van Herodes was reeds vooruit aan Pilatus
komen zeggen dat zijn meester hem voor zijn attentie veel
verschuldigd was, doch dat hij in de beruchte wijze Galileeër niets
dan een stomme dwaas had gezien, dat hij Hem diensvolgens ook
als zodanig had laten behandelen en Hem nu tot hem terugzond.
Pilatus was verheugd dat Herodes niet tegen zijn gevoelen
ingegaan was, zijn zienswijze gedeeld en Jezus niet veroordeeld
had. Hij liet hem door de hofbeambte zijn wedergroeten
overmaken, zodat heden de vriendschap tussen hen hersteld werd,
die sedert de instorting van de waterleiding verbroken en in
vijandschap veranderd was72.
71 Nota door Brentano bij deze passus geplaatst: “De zienster vergat te
vermelden, waar die vele vrouwen elkander hadden ontmoet en of Maria,
van de Olijfberg door de Schaapspoort in de stad terugkerend, de stoet van
Jezus ontmoet had.
Doch de schrijver meent zich te herinneren dat zij vroeger meegedeeld had
dat Maria op haar weg naar het paleis van Herodes de stoet van Jezus
ontmoette en hem naar het paleis van Pilatus volgde.
72 Hier vertelt Brentano in nota de geschiedenis van de instorting van de
waterleiding zoals K. het hem verteld en hij het vroeger genoteerd had.
Fascikel 30
330