veroordeelden doodgegeseld. Zij hadden iets echt dierlijks en
duivels over zich en schenen daarenboven halfdronken. (Wij
mogen veronderstellen dat zij door de bekende hasjisj of andere
drugmiddelen half bedwelmd of zat waren).
Hoewel Jezus zich zonder enige tegenstand liet
drijven, sloegen zij Hem met vuisten en koorden en sleurden
zij Hem met razend geweld naar de geselkolom.
Dit was een geheel vrijstaande kolom, geen steunkolom van
ergens een gebouw. Ze was zo hoog dat een man met omhoog
gestrekte armen kon reiken tot haar afgerond boveneinde, dat van
een ijzeren ring voorzien was. Ook aan de achterzijde waren ter
halver hoogte ringen en haken.
Geen mensentaal kan de barbaarse wreedheid beschrijven,
waarmee deze woedende honden Jezus op de korte weg naar
de kolom behandelden. Zij rukten Hem hier de spotmantel
van Herodes af en wierpen Hem daarbij bijna ten gronde.
Vóór de kolom staande beefde en rilde Jezus over al zijn
ledematen. Met eigen handen die opgezwollen waren en
bloedden van de stevig gesnoerde touwen, ontdeed Hij
zichzelf in bevender haast van al zijn klederen, terwijl de
beulen Hem op ruwe wijze sloegen en rukten.
Onder deze mishandeling bad Jezus op ontroerende
wijze. Zijn hoofd wendde Hij een ogenblik tot zijn
diepbedroefde Moeder, die met de H. Vrouwen in een
hoek van de markthallen niet ver van de geselkolom
stond en sprak: “Wend uw ogen van Mij af!” en dit
zeggend keerde Hij zich naar de kolom om met deze
zijn naaktheid te bedekken.
Ik weet niet zeker of Jezus dit met eigenlijke of slechts met
inwendige woorden tot haar zegde, doch ik bemerkte dat Maria
het begreep, want op dat zelfde ogenblik zag ik haar met
afgewende blikken bewusteloos in de armen der haar omringende
gesluierde vrouwen neerzinken.
Fascikel 30
339
|