background image
Deze kroon was gevlochten uit 3 rechtop gegroeide
doorntakken van een vinger dik81, die gehaald waren in een
kreupelhoutbos. Met opzet had men de meeste punten naar
binnen gekeerd. Die takken waren ieder van verschillend
doornhout, te vergelijken met onze kruisdoorn, sleedoorn en
hage- of meidoorn. Boven hadden de vlechters er een
vooruitspringende rand aan bevestigd van een doorntak als
onze braamdoorn82; bij deze rand namen zij de kroon vast en
duwden die op Jezus’ hoofd. Ik heb het landschap gezien,
waar die boeven de doorntakken waren gaan halen.
Vervolgens gaven zij Hem nog een dikke rietstok in de hand,
die zijn pluim nog had. Dit alles deden zij met een gebaar als
bewezen zij Hem eer, als kroonden zij Hem werkelijk tot
koning. Alles was spot en verguizing.
Dan rukten zij Hem het riet weer uit de hand en sloegen Hem
daarmee zo geweldig op het hoofd, dat het neervloeiend bloed
zijn ogen vulde.
Dan knielden zij voor de Zaligmaker neer, staken de tong
tegen Hem uit, sloegen en spuwden Hem in het aangezicht,
terwijl zij Hem spottend toeriepen: “Wees gegroet, Koning van
de Joden!”
81 De kroon was gemaakt van 3 takken. K. herhaalt dit meerdere keren in
haar mededelingen.
In een schets van haar eigen leven zegde zij eens: “Rondom haar hoofd zag
ik een doornenkroon, die bestond uit 3 soorten van doornentakken.
-
De ene soort heeft kleine witte bloempjes met gele meel- of stofdraadjes.
-
De tweede soort heeft breder bladertjes en ook kleine witte bloemen.
-
De derde soort draagt roosjes met botten.” (Vie d’A.C.E. Schmöger,
II,163-164).
Hier zal K. wel dezelfde houtsoorten bedoelen.
82 Vooruitspringende rand. – Deze tak stak uit naar voren, zo stellen wij het
ons voor, en was er niet boven op gezet, waardoor de kroon nog zou
verhogen.
Fascikel 30
363