Terwijl Hij daar nu in die toestand als een bloedige schim
openbaar tentoongesteld en aan het wraakgeschreeuw van de
priesters en het volk prijsgegeven was, trokken scharen van
vreemde, kort aangeklede vrouwen en mannen over het forum
afwaarts naar de Schaapsvijver om daar bij de reiniging van de
lammeren hun hulp te verlenen. Het ontroerend geblaat van die
hulpeloze, onschuldige dieren mengde zich nog steeds met de
doodskreten en de bloedeisen van het volk, als wilden zij daar-
door getuigenis afleggen ten gunste van de zwijgende waarheid.
Van alle lammeren zweeg alleen het ware Paaslam
van God, het geopenbaarde en toch niet begrepen
geheim van deze heilige dag, terwijl het de
voorzeggingen vervulde en zich weerloos naar de
slachtbank liet voeren.
De hogepriesters en gerechtsdienaren werden woedend bij de
aanblik van de verscheurde Jezus, in wie zij als in een spiegel
de lelijkheid van hun geweten beschouwden en zij
schreeuwden: “Weg met Hem, kruisig Hem!”
Doch Pilatus riep terug: “Is dat nog onvoldoende? Zijt ge nog
niet tevreden? Hij is zo toegetakeld, dat Hij geen lust meer kan
voelen om nog koning te worden!”
Zij echter riepen als bezetenen nog harder, terwijl ook heel die
mensenzee verward door elkaar schreeuwde: “Weg met Hem!
aan het kruis met Hem!”
Pilatus liet andermaal met de bazuin om stilte vragen en riep dan:
“Welnu, gijzelf kunt Hem nemen en kruisigen! Ik vind
hoegenaamd geen schuld in Hem!”
Hierop riepen enige van de hogepriesters: “Wij hebben een
wet en volgens deze wet moet Hij sterven, want Hij heeft zich
uitgegeven voor de Zoon van God!”
Hierop antwoordde Pilatus: “Als volgens uw wet zulke mensen
moeten sterven, dan wil ik heus geen Jood zijn!”
Fascikel 30
367
|