background image
Het woord van de Joden: ‘Hij heeft gezegd de Zoon van God te
zijn’, maakte de eerste angst van Pilatus en zijn bijgelovige vrees
weer wakker. Daarom liet Hij Jezus nu weer op een afgezonderde
plaats bij hem brengen en onder vier ogen sprak hij daar tot Hem:
”Van waar zijt Gij?”
Jezus echter antwoordde niet.
Dan zei Pilatus: “Antwoordt Gij me niet? Weet gij dan niet dat ik
de macht heb om U te kruisigen en ook om U vrij te laten?”
Hierop antwoordde Jezus: “Gij zoudt geen macht op
Mij hebben, indien ze u niet van Boven gegeven was.
Daarom bedrijven zij, die Mij aan u overgeleverd
hebben, een nog zwaardere zonde.”
Op dit ogenblik zond Klaudia Prokla, die wegens de wankelende
houding van haar man in grote onrust verkeerde, andermaal een
bode tot Pilatus, om hem door het tonen van zijn pand, aan zijn
belofte te herinneren, doch hij stuurde haar slechts een verward en
bijgelovig antwoord terug; ik heb daar alleen nog van onthouden
dat hij zich op zijn goden verliet.
Daar Jezus’ vijanden, de hogepriesters en Farizeeën, de
tussenkomst van Pilatus’ vrouw ten gunste van Jezus vernamen85,
verspreidden zij onder het volk het gerucht: “De aanhangers van
Jezus hebben de vrouw van Pilatus omgekocht. Indien de
Galileeër vrijgesproken wordt, dan verenigt Hij zich met de
Romeinen en dan is het met ons allen gedaan!”
85 Tussenkomst van Pilatus’ vrouw. – Katarina zegt niet hoe het volk hiervan
op de hoogte kwam.
Het apocrief evangelie van Nikodemus preciseert: “Pilatus zette de
waarschuwing van zijn vrouw aan de Joden over, maar zij antwoordden
hem: “Hebben wij u niet gezegd dat hij een tovenaar is? U ziet, ook uw
vrouw heeft Hij nu een nachtmerrie overgezonden!” (D. Rops, Jezus in zijn
tijd, blz. 395).
Fascikel 30
368