bezwaarden, de toestand van zijn geweten en
voorspelde hem het lot, de ballingschap die hem te
wachten stonden, zijn afschrikwekkend levenseinde
en tenslotte, dat Hij, Jezus, eens komen zou om een
rechtvaardig vonnis over hem uit te spreken.
Pilatus, half verschrikt en half verbitterd door die scherpe
woorden van Jezus, begaf zich weer naar buiten op het terras en
riep nogmaals dat hij Jezus in vrijheid wilde stellen, doch toen
schreeuwden zij hem terug: “Indien gij dezen loslaat, zijt ge
geen vriend meer van de keizer86, want al wie zich als koning
opwerpt, is een vijand van de keizer!”
Anderen riepen dat zij hem bij de keizer zouden aanklagen als
feest- en ordeverstoorder; dat hij spoed moest maken, daar zij
op grote straf bijtijds in de tempel moesten zijn en zij besloten
met de kreet: “Weg met Hem! aan het kruis met Hem!” Dit
weergalmde stormachtig van alle kanten. Men was zelfs op de
platte daken van het forum gestegen en men schreeuwde van
daar af.
Pilatus begreep dat er met die razenden niet te onderhandelen viel.
Het lawaai en gebrul namen vervaarlijke vormen aan; de gehele
volksmassa vóór het paleis was zo opgewonden en verbitterd dat
voor een gewelddadige opstand te vrezen was.
Nu liet Pilatus zich water brengen, dat een van zijn dienaren hem
ten aanschouwen van heel het volk uit een schaal over de handen
goot87 en hij riep van het terras naar beneden: “Ik ben onschuldig
86 Geen vriend meer van de keizer. – Vriend van de koning of keizer was
zoveel als intieme samenwerker, die het vertrouwen genoot, trouw beambte.
Zodanig waren hovelingen, senatoren, prefecten, landvoogden. Hier hield
het geroep van te Joden een bedreiging in: zij zouden Pilatus beschuldigen
niet trouw de belangen van zijn meester te behartigen en een aanvraag
indienen tot afzetting, zodat hij niet langer landvoogd, plaatsbekleder,
Stellvertreter van de keizer zou zijn.
87 Het water wordt over Pilatus’ handen gegoten. – In Matteüs 27, 24 staat
eenvoudig accepta aqua, in ‘t Grieks: laboon ‘udoor, water nemend, wat men
ook kan vertalen: water aanvaardend, waste hij zijn handen.
Fascikel 30
370
|