Zoon en Verlosser stond vast. Haar heilige gezellinnen met
Joannes brachten haar weg, opdat de verblinde mensen, die haar
omringden, geen nieuwe zonde zouden bedrijven door te spotten
met de droefheid van Jezus’ Moeder.
Maria’s moederliefde echter liet haar geen rust. Zodra zij
bijgekomen was, wilde zij de lijdensweg van haar Jezus
bewandelen. Haar vriendinnen moesten haar nogmaals van de
ene plaats naar de andere begeleiden, want haar ijver voor de
geheimnisvolle verering van Jezus’ lijden om het mee te
beleven, zette haar aan om overal, waar de uit haar geboren
Verlosser der wereld zo vreselijk voor de zonden van de
mensen, zijn broeders, geleden had, eveneens het offer van
haar tranen te plengen.
En zo nam Maria, de Moeder van de Heer, alle plaatsen die door
het lijden van haar Zoon geheiligd waren, in bezit95, door ze
vooraf in te wijden met het offer van haar tranen, als een begin
van de verering, welke de Kerk, ons aller Moeder, in de toekomst
zou voortzetten.
Zo had ook Jakob de steen, waarbij hem de belofte was gedaan,
opgericht en hem door een zalving met olie, aan God en de dienst
van God toegewijd.
1900.
Gezeten op zijn rechterstoel stelde Pilatus nu het vonnis ook nog
op schrift en de griffiers die achter hem stonden, maakten er meer
dan 3 kopijen van. Er werden ook boden uitgestuurd, want
bepaalde dingen moesten door anderen ondertekend worden. Ik
weet echter niet of deze laatste schriften iets met de veroordeling
te maken hadden, dan wel of ze andere verordeningen bevatten.
Sommige van die stukken werden nochtans door boden ook naar
verre plaatsen gezonden. Pilatus schreef o.m. een vonnis dat wel
95 Maria nam de H. Plaatsen in bezit. Te vergelijken met nr. 1864, alsook
voetnoot 64.
Fascikel 30
386
|