background image
Schuldbekentenis aan de lijdende Jezus (oud gedicht, even
gewijzigd)
Het zijn de Joden niet, Heer Jezus, die U kruisten,
noch die met haat en smaad U sleurden vóór ‘t gericht,
noch die U met verachting spuwden in ‘t gezicht,
noch die bedekten U met builen, striemen, puisten,
U heen en weer stieten met hun harde vuisten,
gedoornenkroond U hebben en de rietstok opgelicht
en dan U zwaar belaadden met het kruisgewicht!
Neen, Heer, dit deden niet de joodse onbesuisden!
Maar IK, o Heer, ik ben’t, die U dit heb gedaan,
ik ben de kruisboom die U zo wreed heb overlaan,
de boei die U zo knellend heeft gebonden;
de knots, de stok, de gesel die U vreeslijk sloeg,
de doornenkroon die uw gewonde schedel droeg.
Daarvan zijn d’oorzaak: mijn en aller mensen zonden!
Fascikel 30
395