kruisnagelen in zijn vuist en hield ze met spottend hoongelach
vóór haar aangezicht.
Maria echter, door medelijden overweldigd, zag niets dan Jezus,
en leunde, geheel van smart verbrijzeld tegen de poort om niet ten
gronde te vallen; zij was bleek als een lijk en haar lippen waren
blauw.
De Farizeeën reden voorbij; op hen volgde de jongen die het
opschrift droeg en, ach! een paar schreden achter hem kwam
Gods Zoon, haar Zoon, de Heilige in Israël! de
Verlosser!
Hij strompelde vooruit, gebogen onder de zware last van zijn
kruis, genoodzaakt het hoofd met de doornenkroon zijwaarts
te houden wegens het kruis op zijn schouder.
De beulen trokken haar liefste Zoon aan de koorden vooruit.
Zijn aangezicht was bleek, bebloed en mismaakt; zijn baard
kleefde spits in elkaar van het bloed.
Hij wierp met zijn ingevallen, bloedbedropen ogen106
van onder de brede, wrede doornenkroon een blik vol
medelijden en smarten op zijn Moeder, doch struikelde
en viel ten tweeden male onder zijn kruis op knieën en handen
ter aarde.
106 Bloedbedropen ogen. – Uit de openbaringen der H. Brigitta: “Tegenover
de H. Maagd gekomen wreef Jezus het bloed uit zijn ogen en richtte zijn blik op
zijn Moeder, die op hetzelfde ogenblik haar ogen vestigde op Hem.”
De ontmoeting van Jezus en Maria, hoewel niet gesteund op evangelisch
gezag, is onaantastbaar zeker.
De traditie gaat terug tot de apostolische tijden. Reeds in de 4e eeuw werd
op die plaats een kerk toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw der Bezwijming,
Notre Dame du Spasme. In deze kerk werd van oudsher ‘de steen van de
H. Maagd’ bewaard als een zeker bewijs van deze gebeurtenis.” (Pet. Boll. T
16, blz. 106).
Is wellicht door deze ‘steen der H. Maagd’ de steen bedoeld met de
indrukken van de knieën of handen der H. Maagd ?
Fascikel 31
409
|