Serafia was voor haar leeftijd nog een schone, majestueuze
vrouw; zij moet nochtans boven de vijftig jaren oud zijn. Bij de
triomfantelijke intocht van Jezus in Jeruzalem, die wij op
Palmenzondag herdenken, zag ik haar met een kind op de arm in
het gezelschap van andere vrouwen, haar sluier van haar hoofd
nemen en hem met gevoelens van vreugde en eerbied en
toewijding op de weg uitspreiden.
Met diezelfde sluier kwam zij thans Jezus tegemoet, weliswaar op
een zeer treurige, doch nog veel zegenrijker triomftocht, om Hem
ermee in zijn lijden te verkwikken en te troosten.
Ook verschafte haar die sluier de nieuwe, zegevierende naam
Veronika (Berenikê = zegebrengend of behalend).
1915.
Thans nog is hij in de Kerk een voorwerp van openbare
verering111.
111 Voetnota van Brentano. “Daar de begenadigde hier zo vele
bijzonderheden over Veronika meedeelt, voegen wij er nog datgene aan toe,
wat zij, opgewekt door aanraking van relikwieën, op 2 augustus 1821 over
deze Heilige vertelde.
***
In het derde jaar na Christus’ Hemelvaart zond de keizer van Rome een
gezant naar Jeruzalem om alle geruchten in te zamelen, die daar in omloop
waren over de dood en verrijzenis van Jezus.
Die gezant bracht Nikodemus, Serafia en de leerling Epafras, een
bloedverwant van Joanna Chusa met zich mee naar Rome.
Deze Epafras was een zeer eenvoudig dienaar van de leerlingen, gelijk hij
voortijds een dienaar en bode van de priesters in de tempel was geweest.
Reeds in de eerste dagen na de Verrijzenis had hij Jezus bij de apostelen in
het Cenakel en ook nog bij andere gelegenheden dikwijls weergezien.
Ik zag Veronika bij de keizer die ziek te bed lag. Zijn bed was een paar
treden boven de grond verheven en ervóór hing een groot gordijn; de kamer
was vierkant, niet heel groot en zonder vensters. Het licht viel er in door een
opening in het plafond en met neerhangende touwen kon men kleppen of
luiken openen en dichtmaken.
De keizer was alleen; zijn dienaren hadden zich teruggetrokken in de
voorkamer. Ik zag dat Veronika, benevens de zweetdoek, nog een van de
Fascikel 31
427
|