grafdoeken bij zich had en dat zij de zweetdoek voor de keizer open
gespreid hield. Deze doek was een lange, smalle baan stof, die zij vroeger
tot sluier om hoofd en hals gedragen had. Het beeld van Jezus’ aangezicht
bevond zich op het ene uiteinde.
Terwijl zij dit deel voor de keizer opengevouwen hield, vatte zij het langer
overig gedeelte dat neerviel, met de andere hand bij elkaar.
Het aangezicht van Jezus was niet als een eigenlijke schilderij in verf, maar
het was met bloed daarin afgedrukt; de afbeelding was ook breder dan een
aangezicht, omdat de doek verder dan het aangezicht rond het hoofd van
Jezus had gelegen.
Op de andere doek die Veronika mee had, zag ik de afdruk van het
gegeselde lichaam van Jezus. Ik meen dat het een van de doeken was,
waarop men Jezus vóór de graflegging gewassen had.
Ik zag niet dat men de keizer met die doeken aanraakte noch dat hijzelf ze
aanraakte. Door een blik erop herkreeg hij de gezondheid.
Hij wilde Veronika te Rome houden en haar tot beloning een huis en
goederen en goede dienaren geven, doch zij verlangde niets anders dan
naar Jeruzalem weer te keren en daar te sterven waar Jezus gestorven was.
Ook zag ik haar met haar gezelschap naar de heilige stad teruggaan.
***
In de vervolging tegen de christenen, dezelfde waarin Lazarus en zijn
zusters op een schip zonder roer in volle zee gedreven werden, nam
Veronika met enige andere vrouwen de vlucht, doch men kreeg haar te
pakken en zette haar gevangen in een kerker.
Daar stierf zij als martelares en getuige van de waarheid (die Jezus is) de
hongerdood voor haar Meester, die door haar zo dikwijls gespijzigd was
geworden met het aardse brood en die zelf haar met zijn vlees en bloed ten
eeuwigen leven had gevoed.
***
Ik herinner mij nog, doch slechts vaag, eenmaal gelezen te hebben dat de
zweetdoek van Veronika na haar dood bij de H. Vrouwen bleef, dat de
leerling (of apostel) Taddeüs hem meenam naar Edessa en daar, zoals nog
elders, vele wonderen ermee deed; dat die doek ook te Konstantinopel
geweest is en door de apostelen in het bezit van de Kerk gekomen is.
Eens docht het mij dat hij te Turijn was, waar de lijkwade van Christus
berust, maar in die tijd heb ik de geschiedenis van alle heilige doeken
gezien, omdat ze zich in mijn herinnering wel verward zullen hebben.
Ook heden heb ik nog veel gezien over Veronika, doch ik zal maar niets
ervan meedelen, omdat ik niet meer alles duidelijk weet te onderscheiden.”
Fascikel 31
428
|