Jezus van zijn klederen beroofd en met edik
gelaafd (Mt. 27, 34; Mk. 15, 23).
1923.
Vier gerechtsdienaars gingen nu aan de noordzijde 70 stappen
ver de heuvel af naar de kerkerholte in de rots, waarin men
Jezus opgesloten had. Zij hieven de deur op en trokken Hem
met geweld eruit.
Jezus had daar tot zijn hemelse Vader nogmaals om
sterkte gebeden en zich tevens opnieuw voor de
zonden van zijn vijanden aan zijn Vader opgeofferd.
Ook gedurende deze laatste stappen van zijn lijdensweg
stieten en sleurden de beulen Hem vooruit, terwijl zij Hem
met nog andere mishandelingen en smaad overlaadden. De
soldaten namen een koele en trotse houding aan, alleen erop
bedacht de orde te handhaven. De gerechtsdienaren
ontvingen Hem met grimmige woede en sleurden Hem met
geweld in de kring.
Toen de H. Vrouwen Jezus zagen nader strompelen, gaven zij
geld aan een man met het verzoek dit geld met de kruik gekruide
wijn aan de soldaten te brengen en hen te vragen Jezus voor dit
geld met de wijn te willen verkwikken. Doch die ellendelingen
gaven Hem de wijn niet; zij dronken hem later zelf uit.
Zij hadden daar evenwel 2 bruine kannen staan met in de ene een
mengsel van azijn en gal en in de andere een soort gegiste drank,
die wijn zal geweest zijn met alsem en mirre gemengd118 en een
118 Met alsem en mirre gemengd. – Van deze 2 soorten drank wordt de ene
vermeld door Matteüs, 27, 35 en genoemd: wijn met gal.
Dit beantwoordt aan de drank die door K. azijn met gal genoemd wordt.
In deze uitdrukking is ‘azijn’ niet op te vatten in de betekenis die wij aan dat
woord hechten en evenmin is ‘wijn’ de juiste term om die drank aan te
duiden; (zie fasc. 2, nr. 56, voetnoot 115).
Fascikel 31
451
|