Godheid zo treffend mogelijk op het gelaat uitgedrukt ligt en de
bezichtiger indrukwekkend tegenstraalt en dit is verwezenlijkt in de
afbeelding te Turijn.
Benevens het beeld dat K. ons hier in het nr. 1934 van Jezus ophangt,
geeft zij ons nog losse morele en fysische trekken van Jezus in de nrs.
197, 413, 951, 997, 1256, 1337, 1449, 1462, 1464, 1468, 1469, 1470, 1495;
1566, 1567.
Uit die losse trekken plaatsen wij hier er nog één: “Jezus had een zeer
heldere, welluidende tenorstem. Men hoorde ze onder het zingen in de
synagogen boven de andere uit klinken.” (nrs. 413, 1256, 1337).
Dit wordt bevestigd door G. Galgani: “Met zijn doordringende,
beminnelijke stem gaf Jezus mij ten antwoord: Ik heb uw hart
overwonnen.” (II, 8‐9).
En door Th. Neumann: “De Heer heeft in het paasmaal helder
voorgezongen.” (Gerlich, I, 278).
***
Op gevaar af langdradig te worden, willen wij hier nog een beeld
plaatsen van Onze‐Lieve‐Vrouw tijdens haar aardse leven.
Het is een synthese van de trekken die de H. Vaders en kerkelijke
schrijvers aan Maria hebben toegekend. De beschrijving ontlenen wij
aan Petits Bollandistes, T, 16, blz. 114:
-
“Haar gestalte was middelmatig hoog, zoals het haar geslacht best
staat.
-
Haar aangezicht was langwerpig, enigszins bruin;
-
haar: blond; wenkbrauwen: zwart;
-
ogen: levendig en doordringend;
-
oogappels: olijfkleurig, het geel benaderend;
-
neus: proportioneel en goed gevormd;
-
wangen: middelbaar vol;
-
lippen: rooskleurig en fris.
Fascikel 31
485
|