Velen, zowel ver als nabij, wierpen zich op de knieën en baden
Jezus rouwmoedig om vergiffenis en Jezus richtte in zijn
smarten nog zijn blik op hen.
Terwijl nu de duisternis voortdurend toenam en aller aandacht
zich op de hemel richtte en het kruis nu van allen verlaten stond,
behalve van Jezus’ Moeder en zijn naaste vrienden, hief Dismas,
na lang in een intens berouw verzonken te zijn geweest, met
ootmoedig vertrouwen het hoofd naar Jezus op en smeekte:
“Heer, laat mij in een plaats komen, waar Gij me verlossen zult;
wees mij indachtig, wanneer Gij komt in uw Rijk.”
En Jezus antwoordde hem: “Voorwaar! Ik zeg u:
heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.”
1938.
De Moeder van Jezus, Magdalena, Maria van Kleofas, Salome en
Joannes stonden tussen de kruisen van de moordenaars rond het
kruis van Jezus en zagen naar de Heer op. De H. Maagd, door
haar moederliefde geheel overweldigd, bad inwendig zeer
dringend dat Jezus haar met Hem zou laten sterven.
Nu zag Jezus zijn Moeder plechtig, diep, ernstig en
medelijdend aan en Hij wendde dan ook zijn ogen
tot Joannes en zei tot haar: “Vrouw, ziedaar uw
zoon! Hij zal nog meer uw zoon zijn, dan wanneer
gij hem had gebaard!”
Vervolgens prees hij Joannes, zeggend: “Hij heeft
altijd een eenvoudig, onwankelbaar geloof gehad en
heeft zich slechts eenmaal geërgerd, nl. toen zijn
moeder hem boven de andere apostelen verheven
wilde zien.”
Tot Joannes echter sprak Hij: “Zie, dat is uw moeder”,
en eerbiedig als een vrome zoon omhelsde de apostel
Fascikel 31
493
|