geest. Ik zag zijn ziel als een lichtschim in de aarde
verdwijnen bij het kruis en naar de kring van het
voorgeborchte nederdalen.
Joannes en de H. Vrouwen vielen plat ter aarde op hun aangezicht
neer.
De hoofdman Abenadar, een Arabier van geboorte, die later als
leerling bij zijn doopsel de naam Ktesifon ontving, bleef, sedert
hij de Heer met azijn had gelaafd, ononderbroken op zijn paard
dicht bij de verhevenheid waarop het kruis stond, zodat het dier
met de voorpoten hoger stond.
Diep ontsteld en ernstig hield hij lang zijn blik onafgewend op het
aangezicht van Jezus gevestigd, dat door de doornenkroon
overschaduwd was. Zijn paard, als was het futloos en ziek, liet de
kop hangen en Abenadar, wiens trots gebroken was, hield de
teugels niet meer gespannen.
En toen was het dat de Heer zijn laatste woorden
sprak en stierf met een luide en krachtige stem, die
weerklonk tot in de aarde, in de hel en de hemel.
De aarde beefde, de rots spleet, wijd openbarstend tussen het kruis
van Jezus en dat van de slechte moordenaar. Het goddelijk
getuigenis voer vermanend en huiveringwekkend door de
treurende natuur133.
In zijn commentaar legt ook Dr. J. Keulers hierop de nadruk, maar haalt ook
de mening van anderen aan, volgens wie Jezus’ luide roepen ook natuurlijk
te verklaren is.
133 De rots scheurde. – Thans is nog altijd de spleet in de rots te zien.
Verder is ze op onze tekeningen aangeduid; ze volgt een zigzaglijn.
Daar de aardbeving een goddelijk getuigenis is geweest, zal een woord over
deze rotsbreuk hier wel niet misplaatst zijn.
Men vereert ze in de noordelijke vleugel en in de noordoosthoek van de
bovenkapel van Kalvarië. Hier blijft nog een rotsteerling van Kalvarië over,
die van west naar oost 6 m lang is en van noord naar zuid 5 m breed.
In het midden van die teerling bestaat nog de holte waarin het kruis
opgericht was.
Fascikel 31
509
|