Te Kafar Zakarias, tell Zakarya, nu een nederzetting op een heuvel met een
hoogtepeil van 400 m, 30 km ten zuidwesten van Jeruzalem, 11 km ten
noorden van Eleuteropolis (Beit Djibrin), woonde als uitbater een zekere
Calemerus.
Aan deze verscheen de profeet Zakarias, die hem een tuin aanwees, waar
hij moest delven, bij de muur naast de straat naar Bet-Therebin (in de wadi
es-Sant of Therebintenvallei, waar Goliath door David werd verslagen).
Calemerus gehoorzaamde en stootte spoedig op een loden kist met daarin
een houten kist. Deze laatste bevatte het onbedorven lichaam van de
heilige profeet, gehuld in wit gewaad, want hij was ook priester, denk ik, zegt
Sozomenus.
Maar nog meer. Men ontdekte bij het voeteinde van de kist ook nog het
lichaam, vermoedelijk van een kleine prins, te oordelen althans naar de
koninklijke luister, waarmee het stoffelijk overschot was bijgezet, want het
lijkje was gehuld in een kostbaar gewaad en had op het hoofd een gouden
kroon en aan de voeten gouden schoeisel.
Omdat niemand aan Calemerus wist te vertellen wie dat prinsje wel mocht
zijn, is men dan ook te rade gegaan bij de abt van een klooster in Gerara,
gelegen 60 km ten Z- westen van Zakaria. Deze was in het bezit geraakt
van een oud Hebreeuws handschrift, waarin men las – wat nochtans
nergens in de Bijbel te vinden is – hoe koning Joas (837-798), 7 dagen na
de steniging van de toenmalige hogepriester, door een smartelijke
beproeving in zijn gezin werd getroffen: zijn dierbaarste zoontje stierf
schielijk.
Uit geest van rouwmoedigheid en eerherstel liet de koning het kind begraven
aan de voeten van zijn slachtoffer. Aldus werd mij VERTELD, zegt
Sozomenus. Blijkbaar weet hij niet goed wat hij met dat apocriefe verhaal
moet aanvangen in verband met de vondst te Kafar Zakaria.
En inderdaad, de vereenzelviging van de teruggevonden Zakarias en van de
kleine prins is er niet door vergemakkelijkt. Integendeel! hier zouden heel
wat tegenstrijdige meningen geciteerd kunnen worden. We moeten ons
echter beperken.
***
Uit hetgeen onze zienster hier en elders daarover vertelt, menen wij het
volgende te kunnen opmaken.
Te Bet-Therebin (met zijn grote heilshistorische betekenis door de
overwinning van David op Goliath) zal oudtijds een Essener-gemeenschap
geleefd hebben en hun begraafplaats bevond zich op de nabije heuvel,
naderhand tell Zakarya genoemd (misschien naar hun vermaarde stichter,
Fascikel 31
526
|