1955.
Terwijl dit alles in de tempel voorviel, heerste dezelfde schrik en
angst op vele plaatsen in Jeruzalem. Aanstonds na 3 uur stortten
vele graven in, vooral naar de kant van de Tuinenwijk ten
noordwesten van de stad, doch binnen de muren. Hier en daar zag
ik lijken in de graven liggen, in grafdoeken gehuld; in andere
graven lagen slechts verrotte lompen met een geraamte en uit
andere kwam een onverdraaglijke stank naar buiten.
De trappen van het gerechtshuis van Kaïfas, waarop Jezus gestaan
had en bespot geworden was, stortten in; hetzelfde gebeurde met
een deel van de haard in het voorhof of atrium, waar Petrus zijn
Meester was beginnen verloochenen. De verwoesting was zo
aanzienlijk, dat een nieuwe ingang moest aangebracht worden.
Hier verscheen het lijk van de hogepriester Simon de
Rechtvaardige, uit wiens geslacht Simeon gesproten was, die
profeteerde bij de opdracht van Christus in de tempel.
De verschijning sprak hier dreigende woorden wegens het
onrechtvaardig vonnis, dat men hier tegen Jezus geveld had. Op
dit ogenblik waren meerdere leden van de Raad hier vergaderd.
De dienaren die gisterennacht aan Petrus en Joannes de toegang
vergund hadden, bekeerden zich en vluchtten weg naar de
spelonken waarin de leerlingen verscholen waren.
Bij het paleis van Pilatus brak de steen en zakte de plaats waarop
Jezus stond, toen Hij door de landvoogd met de woorden ‘Ecce
Homo’ aan het volk voorgesteld werd.
Alles schudde en beefde en op het voorhof van het nabije
rechtshuis (van Herodes) (voorhof dat nu tussenplein geworden
was tussen Pilatus’ paleis en het forum), zonk de plek, waar men
de onschuldige kinderen, die Herodes had laten vermoorden, in de
grond had gestopt.
Op nog andere plaatsen van de stad scheurden muren of stortten
gedeeltelijk in, doch geen enkel gebouw werd totaal vernietigd.
Fascikel 31
532
|