background image
De verwarde Pilatus was radeloos van schrik en zonder kracht om
de toestand te beheersen en een bestuursdaad te stellen. Bij de
aardbeving schudde zijn paleis, de grond scheen onder zijn voeten
weg te schuiven en te zinken. In zijn angst vluchtte hij van het
ene vertrek in het ander. De doden die tot op de voorplaats van
zijn paleis kwamen, slingerden hem verwijten naar het hoofd
wegens zijn onrechtvaardig vonnis dat hij velde in strijd met zijn
eigen overtuiging. In de mening dat deze verschijningen de
goden van de Profeet Jezus waren, zocht hij een veilig heenkomen
en verschanste zich in de verborgenste hoek van zijn paleis. Daar
brandde hij wierook voor zijn goden en droeg hij offers op en
deed hij allerlei beloften om hun bescherming tegen de goden van
de Galileeër te bekomen.
Ook Herodes was in zijn paleis onzinnig van schrik en hield alle
toegangen zorgvuldig gesloten.
1956.
Niet minder dan 100 doden en wel uit alle tijdperken waren te
Jeruzalem en in de omstreken uit hun ingestorte graven met hun
lichamen opgestaan. Meestal gingen zij twee en twee naar
bepaalde plaatsen in de stad; zij gingen in de weg staan van de
mensen die in alle richtingen in de stad heen en weer vluchtten
zonder te weten waarheen en zij bestraften ze met korte kranige
woorden en getuigden aldus voor Jezus.
De meeste graven waren eenzaam gelegen buiten de stad in de
omringende valleien, (vooral ten noordoosten en ten oosten en te
zuiden, ja, ook onder de tempel; zo zijn er o.m. 4 ontdekt bij het
‘zogenaamde’ Lithostrotos).
Er lagen evenwel ook nog graven in de nieuw aangelegde
stadsgedeelten, vooral in de Tuinenwijk ten noordwesten van de
stad tussen de Hoekpoort (huidige Damaskuspoort) en de
Kruisigingspoort (= oude Efraïmpoort, Kalvariepoort).
Ook rondom de tempel en zelfs eronder bevonden zich nog al
enige verborgen en vergeten graven (cfr. juist hierboven).
Fascikel 31
533