vermengde met de bijzonderheden die ik gezien en hier verteld
heb, en daardoor een grote vermaardheid verworven heeft, maar
ik weet niet meer juist hoe heel deze geschiedenis samenhangt of
ineenzit.
De naam van die man luidde ongeveer als Tamus of Tramus,
meen ik.
***
In nr. 1957 sprak K. van verschijnselen en tekenen in afgelegen landen.
In verband hiermee laten wij enkele mededelingen volgen.
-
Flegon, vrijgelatene van keizer Hadrianus, vertelt dat in het 4e jaar
van de 2e olympiade (= jaar van Jezus’ dood) de grootste
zonsverduistering heeft plaatsgehad, die men ooit heeft
waargenomen, aangezien de sterren schenen midden op de dag.
Hij voegt eraan toe dat een grote aardbeving met die duisternis
samenging.
-
Thallus bevestigt dezelfde gebeurtenissen.
-
Dionysius de Areopagiet studeerde toen te Heliopolis in Egypte. Hij
was met zijn vriend Apollofanes getuige van de onnatuurlijke
zonsverduistering. De laatste zegde hem: “Vriend, dit zijn
bovennatuurlijke en goddelijke tekenen.” (cfr. fasc. 7, nr. 180).
-
“In uw archieven, argumenteerde Tertullianus tegen de heidenen,
staat het wonder aangetekend van een nacht die inviel midden op de
dag op het uur van Jezus’ lijden.”
-
In ‘Vertellen’, IV, blz. 127, verhaalt P. Hilarion Thans: “De berg Alverno
(in Italië) is een echt natuurwonder. Een rotsmassa van kilometers
omtrek en 300 m hoog, is van boven tot onder gespleten en beide
gevaarten zijn ook zijwaarts verschoven. Waarschijnlijk is de hele
kruin in tweeën uiteengevallen. Vandaar de loodrechte wand aan de
noordzijde. In het woeste dal aan de voet van die rotsen moet men
eeuwenoude bomen gevonden hebben, diep in de grond versteend,
bedolven onder reusachtige instortingen. Aan de H. Bonaventura
werd geopenbaard, vertelt verder P. Hilarion Thans, dat de berg
aldus is uiteengevallen op het ogenblik van Christus’ dood, toen de
rotsen scheurden.”
Fascikel 31
546
|