background image
diens lichaam uit Macherus, een vesting van Herodes, naar
Hebron brachten150.
De beenderen van de moordenaars worden
gebroken (Joa. 19, 31-37).
1963.
Diepe stilte en rouw heersten intussen buiten de stad op Golgota.
Het volk had zich uit schrik en angst teruggetrokken en
verborgen.
De Moeder van Jezus, Joannes, Magdalena, Maria van Kleofas en
Salome stonden of zaten met gesluierd hoofd tegenover het kruis,
weenden en treurden. Enige soldaten zaten op de aarden ringwal
en hadden hun lansen naast zich in de grond geplant. Kassius
reed op en neer, terwijl de soldaten op de heuvel een praatje
sloegen met kameraden, die verderaf beneden stonden. De lucht
was somber; de gehele natuur scheen in diepe rouw gedompeld.
Spoedig kwamen er 6 beulen opdagen, die ladders, spaden,
koorden en zware, driehoekige ijzeren knuppels of baren bij zich
hadden om de beenderen van de gekruisigden te breken. Toen
dezen de kring van de strafplaats betraden, trokken de vrienden
van Jezus zich een weinig achteruit.
De H. Maagd werd overvallen door de geheel nieuwe,
hartverscheurende vrees dat de beulen nu ook nog het lijk van
haar Zoon smadelijk zouden verminken, want zij klommen reeds
op hun ladder die zij tegen het kruis van Jezus geplaatst hadden,
stootten tegen zijn heilig lichaam aan en beweerden dat Hij zich
150 Nota van Brentano:
Zij beschreef de hier vermelde draagbaar als een lange, lederen kist of
koffer, die door het inschuiven van sterke, doch lichte stangen van een hand
breed de vorm kreeg van een dichtgemaakte lijkkist, die men bij de uiteinden
van de vooruitkomende stangen op de schouders kon dragen.
Fascikel 31
552