In het bovenvlak van deze lijkbank is een uitdieping voor een
omwikkeld lichaam en de bank hangt als een soort altaar aan haar
achterkant met de rots samen160.
160 Een blik op schets maakt de beschrijving zo verstaanbaar, dat geen uitleg
meer nodig is. Deze zou alleen een loutere herhaling zijn.
Aangezien wij weten dat de grafcel 2 m in de breedte mat, mogen we
veronderstellen dat de voorkamer 3 m breed was, aan elke zijde een halve
meter breder dan de cel.
Het gewelf van de voorkamer daalde vernauwend naar de voorkant van de
grafcel af, die, evenals de voorkamer aan haar voorkant geheel open was,
zodat uit de voorkamer ook de lijkbank zichtbaar was.
In het verrijzenisverhaal lezen wij bij Joannes:
“Joannes kwam eerder dan Petrus bij het graf; hij bukte zich voorover en zag
het lijnwaad liggen, maar hij trad niet binnen.
Nu kwam ook Simon Petrus aan, ging het graf binnen en zag het lijnwaad
liggen met de zweetdoek die zijn hoofd had bedekt.”
Dit vergelijkend met de beschrijving van K.E. kan men niet langer besluiten,
zoals velen doen, dat Joannes tot in de voorkamer kwam en zich daar moest
bukken om door de lage ingang in het graf te kunnen zien.
Uit de gegevens van de zienster blijkt dat hij in de tuin bleef en daar zich
moest bukken om in de grafcel te kunnen zien, daar de bodem van de tuin
hoger was dan de ingang van het graf, dat in een diepte of soort gracht
gelegen was.
Dat de grafbank één blok vormde met de noorderwand is een feit dat
geconstateerd werd de weinige keren dat de marmerbekleding van wand en
bank weggenomen moest worden voor herstelling of vernieuwing.
Fascikel 32
588
|