in de hoogte beurden, wonden zij de zwachtel om het hoofd en
verder rondom het gehele lichaam, zodat het er uit ging zien als
een ingebakerde pop.
Nu legden zij het lichaam van de Heer op de grote doek van 6 el,
die Jozef van Arimatea had gekocht en sloegen deze om Hem.
Jezus lag er overhoeks op: één hoek ervan werd naar boven
geslagen van de voeten naar de borst; de tegenovergestelde over
het hoofd en de schouders naar beneden en de zijhoeken wond
men om het lichaam173.
173 Een woord over de lijkbereiding bij de Joden. Deze word door K.E.
meerdere keren beschreven, vrij nauwkeurig, nl. zoals zij die gezien had bij
de oude Simeon en ook bij de H. Maagd te Efeze. “Zoals nu nog, werd
vroeger de dode voor de begrafenis gewassen.” (cfr. Hand. 3, 37).
“Ofschoon Joannes ons alleen verhaalt dat Jozef en Nikodemus het lichaam
van Jezus namen, het met geurige kruiden in een lijnwaad wikkelden, zoals
de Joden gewoon waren hun doden te begraven.” (Joa. 19, 40) ligt het toch
voor de hand dat zij dan ook de rest met Jezus’ lichaam gedaan hebben
volgens de Joodse gebruiken bij de lijkbereiding.” (’t H. L. 5e jg. 62).
“Het is niet noodzakelijk”, zegt ook D. Rops, “het voor te stellen alsof de
begrafenisriten wegens de naderende sabbat werden nagelaten, want de
Wet stond toe dat men zelfs op de sabbat de doden waste en zalfde.”
(Talmud, Sabbat, XXIII, 5).
“Er was bovendien voldoende tijd vóór de sabbat.” (Jezus, blz. 431).
Het waren de naaste verwanten die de lijkbereiding verrichtten, of bij
ontstentenis van dezen, waren het vrienden. Deze laatste liefdedienst van
onbekenden of vreemden te moeten krijgen, gold als een teken van
verworpenheid.
Na het overlijden werd de kamer van de dode aanstonds ontruimd.
(Bijzonderheid die in Jezus’ geval niet te pas komt, daar Hij zelfs geen steen
had om er zijn hoofd op ter ruste te leggen).
De begrafenis had vrij kort (enkele uren) na het overlijden plaats, in elk geval
nog dezelfde dag. Na het intreden van de dood werden de overledene de
ogen dichtgedrukt en het aangezicht gekust. Het lichaam werd gewassen
en op een baar gelegd, die van boven open was; vervolgens tentoongesteld
op een gepaste plaats, bij voorkeur in de hoge kamer. Hier werd het
beweend door klaagvrouwen die bij het lijk baden en schreiden.
Vóór de begrafenis omzwachtelde men handen en voeten, armen en benen
met linnen windsels of banden. Het lichaam werd met mirre, aloë en ander
Fascikel 32
623
|