Intermezzo ‐ verpozing.
Het grote lijden van Jezus is voltrokken.
De apostelen en leerlingen bewenen de dood van hun Meester; ze zijn in
droefheid gedompeld. Hun hoop op de komst van het godsrijk schijnt
ijdel te zijn geweest. Doch in dit probleem durven zij zich thans niet
verdiepen. Op dit ogenblik is het hun eerste plicht rouw te plegen over
hun gestorven Heer, de sabbat te vieren, sterkte en troost te zoeken in
het gebed en aan hun droefheid uiting te geven in werken van boete.
Terwijl zij zich op deze treurige dag aan deze oefeningen overgeven, is
dit voor ons de geschiktste tijd om de verplaatste bijvoegsels, die een
zeker verband houden met de dood van Christus op Kalvarië, door te
nemen, te overdenken, te beschouwen, te genieten.
Het gezelschap in het Cenakel kon niet vermoeden, uitgenomen
misschien de H. Maagd, hoe nabij de triomf van Jezus was en dat reeds
in de volgende middernacht de eeuwige zon geboren zou worden, rijzen
en stralen en verlichten om nimmermeer onder te gaan. WIJ weten wat
er gebeuren moet en verheugen ons ter wille van Jezus dat het kruis
gedragen en het leed geleden en het leven aangebroken is.
Wij zullen ervan genieten in de verdere beschrijvingen, maar tevens
verheugen wij ons erover dat alle moderne evangelieverdraaiingen,
ontkenningen, onzekerheden in verband met de Verrijzenis door de
eenvoudige boerendochter van Flamschen‐Coesfeld voor eeuwig te
schande zijn gemaakt.
De Heer is verrezen, alleluia!
Fascikel 32
650
|