background image
rondgaan, maar nochtans droegen zij op hun schouder het teken
van hun hechtenis.
Kort daarop zag ik hen met hun drieën onthoofd worden op een
heuvel tussen dat stadje en de woning van Longinus en zij werden
op dezelfde plaats begraven. Ik meen dat die heuvel zijn
eigendom was en dat hij om de gunst verzocht had daar
geëxecuteerd en begraven te mogen worden. Hierna zag ik de
Romeinse soldaten naar Jeruzalem terugkeren met het hoofd van
Longinus op een spies gestoken ten bewijze van hun volbrachte
opdracht. Het staat mij vaag voor de geest dat deze geschiedenis
slechts weinige jaren na de dood van Christus plaats gehad heeft.
Ik kreeg ook nog een treffend tafereel uit een later tijdperk te zien,
hoe namelijk een blinde vrouw uit de streek van Longinus met
haar zoon in bedevaart naar Jeruzalem trok188, met de hoop op
haar beurt hulp te verkrijgen in de stad, waar Longinus de
genezing van zijn ogen bekomen had. Zij liet zich door haar
jongen derwaarts geleiden, doch de knaap stierf onderweg en nu
was zij volkomen verlaten, hulpeloos en ontroostbaar.
Ik zag hierop dat zij een verschijning van de H. Longinus kreeg,
die haar zegde dat zij het gezicht terug zou bekomen, indien zij
zijn hoofd uit een riool of vuilniskanaal wilde ophalen, waar het
door de Joden ingeworpen was. Het was een gemetselde groeve
of vergaarbak, waarin meerdere vuilniskanalen hun water,
spoeling en andere onreinheden uitstortten. Ik zag die vrouw door
meerdere mensen naar die plaats gebracht worden en hoe zij tot
de hals in het vieze, kwalijk riekende moeras afdaalde en het
heilig hoofd ophaalde. Ik zag dat zij het gebruik van haar ogen
terugbekwam en dat haar geleiders het heilig hoofd meenamen en
188 Boven deed K. het verhaal van een blinde vrouw door Longinus genezen.
Haar verhaal komt treffend overeen met hetzelfde verhaal dat wij vinden in
de oudste levensbeschrijving van Longinus, samengesteld door Hesychius,
een priester van Jeruzalem in de 5e eeuw. Een handschrift berust in de
Vaticaanse bibliotheek. (Pet. Boll. T. 3, blz. 428, nota).
Fascikel 32
673