background image
wezen en doen aan het serpent in het paradijs, met dit verschil dat
ze afschuwelijker was.
Ik meen dat dit beeld toen betrekking had op de belofte: “Het zaad
van de vrouw zal de kop van de slang verpletteren.”
Het gehele tafereel scheen mij zinnebeeldig bedoeld te zijn om de
overwinning op de dood voor te stellen, want terwijl ik Christus
de drakenkop in de grond zag vertrappen, zag ik het graf van
de Heer niet meer.
2026.
Nu zag ik de Heer verheerlijkt en lichtend door de
rots omhoog zweven. De aarde beefde en een engel in
krijgsmansgestalte schoot gelijk een bliksem van de hemel neer
op het graf, schoof de steen ter rechterkant van de deur en ging
erop neerzitten (Mt. 28, 2-4). De schudding van de aarde was zo
hevig dat de lantaarnen waggelden en de vlam heen en weer
waaide. Toen de wachten dit zagen, werden zij als duizelig en
vielen te gronde: zij lagen stijf als doden en in een verwrongen
houding (Mt. 28, 4).
Kassius zag alles vol glans, doch zich vermannend herwon hij zijn
kalmte en naderde tot de grafcel; hij opende de deur een weinig en
betastte de ledige grafdoeken. Zonder uitstel begaf hij zich op
weg om aan Pilatus het gebeurde te berichten. Doch hij talmde
in de omgeving en keek rond of hij niets zou zien gebeuren, want
hij had slechts de aardbeving gevoeld, daarna het verplaatsen van
de steen door de engel, waarop deze dan ging neerzitten, en het
ledige graf gezien, doch niet Jezus zelf.
Later vertelde Kassius aan de leerlingen een deel, en de wachten
een ander deel van al deze eerste gebeurtenissen.
Ik echter zag op het ogenblik waarop de engel naar het graf
neerschoot en de aarde bij het graf beefde, de verrezen Heer
Fascikel 32
713