Méér zegde zij niet en na deze woorden liep zij haastig terug naar
de graftuin. Petrus en Joannes gingen weer binnen in het huis,
wisselden enige woorden met de andere leerlingen en liepen op
een drafje Magdalena achterna, doch Joannes vlugger dan Petrus
(Joa. 20, 3-10).
Opnieuw zag ik Magdalena in de tuin aankomen en naar het graf
snellen; van het haastige lopen en van smart was zij buiten
zichzelf. Zij was druipnat van de dauw (Over nachtdauw, fasc. 2,
nr. 60, voetnoot 128); haar mantel was van haar hoofd en
schouders gegleden en haar lange, losgeraakte haarlokken hingen
neer. Daar zij alleen was, durfde zij niet aanstonds in de
rotsspelonk gaan, doch bleef staan op de bovenrand van de diepte
Fascikel 32
720
|