De engel die als een bliksem uit de hemel neerschoot, de steen
van de grafdeur wegrukte en erop ging neerzitten, had het
uiterlijke van een krijgsman. Kassius en de wachten hebben hem
daar in het begin op de steen zien zitten.
De engelen die later het woord tot de vrouwen voerden, waren de
twee, of althans een van de 2 graf-engelen. De reden van dit alles
herinner ik mij niet meer. Op het ogenblik dat ik dat alles zag,
verwonderde mij geen enkele brok of bijzonderheid; in het
visioen immers is alles juist zoals het zijn moet, volmaakt in orde
en niets komt er vreemd in voor.
Verslag van de grafwacht. – Een deel van hen
omgekocht (Mt. 28, 11-15).
2035.
Terwijl zich dat alles afspeelde, ging Kassius naar Pilatus.
Ongeveer een uur na de Verrijzenis kwam hij in het paleis aan.
Ik zag de landvoogd nog te bed liggen en Kassius daar vóór hem
treden. Zeer opgewonden vertelde de onderbevelhebber hoe de
rots had gebeefd, hoe een engel was neergedaald en de steen ter
zijde had gegooid en hoe in het graf nog slechts ledige doeken
teruggevonden waren.
Jezus was dus zonder twijfel, besloot Kassius, de Messias en
de Zoon van God; Hij was uit het graf verrezen, en hieraan
voegde Kassius veel andere dingen toe van wat hij allemaal
gezien had.
Bij dit horen doorvoer Pilatus een huivering van vrees, doch hij
liet niets blijken en sprak tot Kassius: “Gij zijt een dweper en
betoverd; gij zijt zeer dom te werk gegaan met in het graf van die
Galileeër post te vatten, want nu hebben zijn goden macht over u
gekregen en u allerhande spookbeelden voorgetoverd; ik raad u
aan niet met die narigheden voor de dag te komen bij de
Fascikel 32
728
|