Het baatte hun nochtans weinig, want na Jezus’ Verrijzenis
verschenen er nog vele zielen van afgestorven heilige Joden hier
en daar aan velen (cfr. Mt. 27, 53) onder hun nakomelingen, die
nog voor goede gevoelens en voor de stem der genade vatbaar
waren en zij bewogen hun hart door doeltreffende vermaningen
tot bekering.
Ook tot vele leerlingen die geschokt in hun geloof zich
ontmoedigd verspreid hadden en reeds huiswaarts keerden, zag ik
dergelijke verschijningen naderen en hen met troost in hun geloof
bevestigen.
Dit opstaan van dode lichamen uit hun graf na Jezus’ dood
verschilde in wezen totaal van de Verrijzenis van de Heer.
Jezus immers stond op met zijn nu vernieuwd,
verheerlijkt, echt verrezen en weer levend lichaam,
wandelde levend overdag op de aarde en steeg met
zijn levend lichaam vóór de ogen van zijn vrienden
ten hemel op en nooit zou zijn lichaam nog aan
lijden, dood en graf onderhevig zijn.
Doch die andere opgestane lijken bleven lijken die uit zichzelf
bewegingloos waren en slechts wandelden en zich voortbewogen
door de kracht van de zielen, aan wie zij voor een korte tijd tot
omhulsel gegeven waren en door welke zij in de schoot der aarde
weer neergelegd werden, om daar, gelijk alle overige doden en
gelijk ook wij eens, de Verrijzenis op de jongste dag te verbeiden.
Lazarus was echter anders uit de dood opgestaan. Hij heeft
werkelijk weer geleefd en is later een tweede keer gestorven.
Doch die dode lichamen te Jeruzalem werden als een kleed van de
ziel in de graven weer afgelegd op het ogenblik dat ook Jezus ten
grave gedragen werd (cfr. nr. 2021).
Fascikel 32
731
|