background image
(28), die parallel loopt met de noordelijke koorgang (niet door een getal 
aangeduid).  De eerste gang heeft behoord tot het complex van de 
constantijnse basiliek.  Door de middeleeuwse bouwmeester werd deze 
gang uit verering gespaard en in zijn plan van de basiliek opgenomen.  
Hij draagt de naam ‘de bogen of gang van Maria’, wegens de nabijheid 
van de kapel van Maria, waarbij hij ook begint.  
De kapel der gevangenis verlatend, keert de processie een tiental 
meters op haar stappen terug, komt uit de Constantijnse gang der 
bogen van Maria in de koorgang, draait linksaf en gaat in de oostelijke 
richting naar de kapel van de H. Longinus, die zich links in een nis bevindt 
(29).  Men noemt ze ook ‘Kapel van het opschrift van het kruis’, omdat 
het plankje met dat opschrift lange tijd daar bewaard werd.  De lans is 
vermeld door Arculfus (670) als bewaard in de H. Grafkerk, maar na hem 
maakt geen pelgrim er nog melding van.   
(Over de daad van Longinus, zie fasc. 31, nr. 1964; over zijn lans, nr. 
1965‐1966; over Longinus zelf, nr. 2008).   
De lans wordt nu bewaard in de Sint‐Pieter te Rome.  
Tien stappen verder komt de processie bij de kapel van de verdeling van 
Jezus’ klederen.  Deze verdeling geschiedde op de noordoosthelling van 
de Kalvarieheuvel, waar de 2 moordenaars, zegt K., neergelegen hadden 
met de dwarsbalk van hun kruis op de nek gebonden (31).  Dit komt 
overeen met deze traditionele aanwijzing.  Deze kapel is als het ware de 
absis van de H. Grafkerk; ze is het uiterste oostelijk punt van de basiliek.  
Onmiddellijk ten zuiden van deze kapel daalt een trap van 29 treden (32) 
af naar de ondergrondse kapel van de H. Helena, ook van het H. Kruis 
genoemd, omdat het ware kruis hier berust heeft vanaf zijn terugvinding 
in de 4e eeuw tot het begin van de 7e eeuw.  Deze crypte is 5 m diep en is 
grotendeels in de rots uitgehouwen.  
In haar zuidoosthoek verlengt zich de kapel in een kleiner, nog 3 m 
dieper gelegen grot (35).  Men daalt erin af met een trap van 13 treden.  
Hier, in het diepste hol van deze grote onderaardse ruimte, werden het 
H. Kruis, de nagelen en het opschrift teruggevonden.  Bij de Joden 
bestond de gewoonte de strafwerktuigen na de executie in de grond te 
stoppen.  Daar de sabbat nakend was, zal hun keus hiervoor op de 
naaste en diepste krocht gevallen zijn.  Het kruis van Jezus werd 
herkend en onderscheiden van die der moordenaars door 2 wonderen, 
Fascikel 32
741