background image
Nog zegt hij: “Bij Nikopolis, dat vroeger Emmaüs heette, beginnen de
bergen zich te verheffen.”
-
Ditzelfde bevestigend zegt Guérin: “Als men van Jaffa naar Jeruzalem
gaat, begint de eigenlijke bergbestijging vanaf Amwas.”
-
Sozomenus, afkomstig van Salamis op Cyprus schreef in 443:
“In Palestina bestaat een stad, die thans Nikopolis heet, maar die in het
Evangelie vermeld is onder de naam Emmaüs.
Vóór de stad, bij de driesprong, waar na zijn Verrijzenis Christus deed
alsof Hij verder wilde gaan, is een geneeskrachtige bron, waarvan het
water heilzaam is voor mensen en dieren …
Keizer Julianus liet ze stoppen uit haat tegen de mensen.”
-
Later werd deze bron op de driesprong toch nog vermeld door
Theofanes en ook nog gezien door de pelgrim Willibald (8e eeuw).
-
In oude Géografieën, zoals die van Ptolemeüs, en op de kaart van
Peutinger is Amwas Emmaüs.
Deze oude traditie vond reeds in de 1e eeuwen, 4e of zelfs 3e, haar
belichaming in een grootse basiliek, waarvan de resten in de eerste helft van
deze eeuw opgegraven werden.
-
Over de kerkruïne schreef Guérin reeds in 1864: “Thans verheffen zich,
4 minuten ten zuiden van het huidige dorp, de resten van een
byzantijnse kerk, nl. 3 naar het oosten georiënteerde absissen, die
grotendeels bewaard zijn, en de aangebouwde doopkapel. Hun
grondlagen bestaan uit magnifieke blokken die zeer regelmatig
behouwen zijn en waarvan ook een aantal een verheven middenvlak
hebben.” (Judée, I, 293-294).
-
Aanzienlijke andere resten vindt men nog aangetekend op een schets in
Guide van Meistermann, blz. 93). Enige steenblokken zijn 3 à 4 m lang
en hebben een breedte en hoogte van 0,75 m.
Een eerste zicht van wat aan de oppervlakte zichtbaar was, leidde tot het
besluit dat de kerk in de 4e eeuw was ontstaan, maar de methodische
opgravingen en grondige onderzoekingen door de Jeruzalemse Bijbelschool
in de jaren 1924, 1925, 1927, 1930 brachten de geleerden tot het besluit dat
de majestueuze basiliek moest dateren uit de 3e eeuw en misschien wel
gebouwd was onder het bestuur van Julius de Afrikaan.
Deze genoot de gunst van keizer Septimus Severus, bouwde omstreeks 223
het dorp uit tot een nieuwe stad en bekwam ook de vergunning voor de
bouw van een nieuwe kerk. De traditie is dus aan te wijzen tot het begin van
de 3e eeuw.
Fascikel 33
764