| In dit huis bemerkte ik geen vrouwen, het scheen mij een openbaar feesthuis te zijn, want binnen zag het er uit, alsof er daar zo even een feest had plaats gehad; er was nog veel van over. (Van de versieringen? van het eten?). De zaal was vierhoekig en rein. De tafel was gedekt en er waren ligkussens bij geplaatst, die van hetzelfde model waren als die, welke ik zag op paasdag (’s avonds) bij het liefdemaal. Een man bracht een honigraat op in een schotel die de vorm en het uitzicht had van een gevlochten korf (cfr. fasc. 22, nr. 1084). Bij het dorp is een OUDE put met bestendig en overvloedig water (wellicht de boven vermelde put met heilzaam water op de driesprong). Even ten zuiden van de laatste huizen (of huizengroep, nl. van de noorderwijk) vereren de inwoners een santon onder een muzelmans koepelgebouwtje. Nog meer zuidelijk, nl. 4 minuten van Emmaüs verheffen zich de resten van de voormelde basiliek.” (Judée, I, 293-294). - “Van op de bergen ten oosten heeft men uitzicht”, zegt D. Rops, “over de vlakte tot op de boomgaarden van Jaffa.” - In Suppl. D.B. onderwerpt Pirot het vraagstuk aan een nieuw onderzoek en sluit zich 99 % aan bij de oude traditie. Alleen de lezing 60 stadiën in vele handschriften werpt nauwelijks nog een schaduw op zijn conclusie. *** Na de uitvoerige studie waarvan wij hier een samenvatting gemaakt hebben, is het redelijk dat wij ons eveneens partijganger verklaren voor de oude traditie, hoewel K.E. er weinig of niet bij betrokken is. Nu lezen wij het vervolg van K.E.‘s verhaal over de Emmaüsgangers. Fascikel 33 766 |