| mond en geen horen met de oren heb gezien219 – dat zij de zonden konden vergeven, dat zij moesten dopen, 219 Geen spreken met de mond, geen horen met de oren. – Er bestaan in de mystiek 3 soorten van bovennatuurlijke woorden. - Woorden die men werkelijk hoort met de oren. - Woorden die men hoort in de verbeelding, zoals men woorden in een droom kan horen. - Woorden die men verneemt zonder iets te horen. De laatste worden door Teresia verstandelijke woorden genoemd, doch in een verstandelijk visioen hoort men duidelijker en ziet men klaarder dan met de oren en de ogen van het lichaam. Katarina weet hier haar ervaring even goed weer te geven als de H. Teresia en Margareta-Maria. De eerste zegt o.m. “Als God het wilde, hoorde ik, zelfs midden in een gesprek, opeens niets anders meer dan zijn stem: die goddelijke woorden zijn niet hoorbaar voor lichamelijke oren, maar toch verstaat de ziel ze en wel duidelijker en beter dan wanneer zij ze gehoord had. Vergeefs zou men beproeven ze niet te horen, want de aandacht, hetzij men wil of niet, wordt geheel en al gevestigd op hetgeen God zegt. Ook worden die woorden alleen gehoord door hen tot wie ze gericht zijn, zoals hier in het Cenakel, zoals het ook het geval is geweest met de herderskinderen op de berg van La Salette, met Bernadette te Lourdes, met Jozefa Menendez, etc. etc. Jezus zal zich ook wel in glans en glorie aan zijn apostelen vertoond hebben. Hier, zoals vroeger ook op de Tabor, bracht zijn verschijning hen in verrukking. Nadat Jezus zich eens in glorie aan Teresia had vertoond, riep zij uit: “o mijn Koning, bij het zien van uw glorie wordt mijn ziel verteerd en weet niet waarheen ze moet vluchten. Nooit had ik mij zulk een overweldigende schoonheid kunnen indenken, al had ik er jaren lang over nagedacht. Uw luister en schittering gaan alle voorstellingsvermogen te boven. Maar het is een schittering die niet verblindt, het is een tedere blankheid, een glans en luister die het gezicht betoveren, zonder het ook maar in het minst te vermoeien; het is een helder licht dat de ziel in staat stelt de goddelijke schoonheid te zien, een licht dat van alle aardse licht verschilt en bij welks stralen vergeleken, die van de zon krachteloos zijn.” (Leven, vertaling Kwakman, 96). Jozefa Menendez werd bij elke verschijning van Jezus door zijn schoonheid overweldigd. Fascikel 33 777 |