background image
offeranden op het altaar opstelde. Een ander punt
over het offer van Melchisedek, dat ik daarbij zag en dat
zeer merkwaardig was, ben ik vergeten.
2055.
Verder zegde Jezus: “Het bonte kleed dat Jakob aan
Jozef gegeven heeft (Gen. 37, 3), is een figuur van mijn
bloedig zweet bij de Olijfberg.”
Ik zag tezelfdertijd die bonte tuniek: ze was wit, maar had brede
rode strepen en op de borst 3 zwarte dwarssnoeren en in het
midden een gele versiering. Ze was van boven (op de borst) wijd,
om er iets in te bergen en in het midden gegordeld. Van onder
was ze eng en had ze splitten op de zijden om bij het gaan ruimte
te laten. Ze hing bijna tot op de voeten en was van achteren
langer dan van voren en op de borst tot aan de gordel open.
Jozefs gewoon kleed bedekte juist de knieën.
Jezus zegde hun ook nog dat bij de Verbondsark
gebeenten van Adam waren geweest, die Jakob aan
Jozef, samen met de bonte rok, geschonken had.
En ik zag dat Jakob die aan Jozef gaf, zonder dat deze wist wat
voor beenderen het waren; hij gaf hem die uit liefde, als schonk
hij hem daarmee een onderpand van bescherming en een schat,
omdat hij wel wist dat diens broeders hem niet beminden. Jozef
droeg die beenderen sindsdien op zijn borst als in een zakje van 2
lederen lappen, dat niet geheel vierhoekig, doch boven rond was.
Toen zijn broeders hem verkochten, trokken zij hem alleen de
bonte rok en het onderkleed uit. Jozef behield dan nog op het
blote lijf om zijn midden een lendendoek en op het bovenlijf een
soort scapulier, waaronder dit zakje (aan zijn hals) hing.
2056.
In Egypte aangekomen, vroeg Jakob Jozef naar deze schat en
openbaarde hem dat het gebeenten van Adam waren. Naar
aanleiding hiervan vertoonden zich weer aan mij de gebeenten
Fascikel 33
779