| aanwezigheid zo vele genezingen bewerkt had221. Daar zijn baden in de nabijheid en een soort hospitaal. De leerlingen bleven daar en de apostelen gingen in de stad (Taänat-Siloh, thans Salim) bij een bevriend man, die, naar ik meen, de vader van Silvanus was; hij was de eigenaar of opzichter van de genoemde herberg buiten de stad. De leerling Silvanus had hen erheen gebracht en voor een maaltijd en al het overige gezorgd. Petrus preekte hier in een school voor al het volk over het lijden en de Verrijzenis van Jezus, en vooral over de noodzakelijkheid om Hem te volgen. Hij beklemtoonde dat nu de tijd aangebroken was om alles te verlaten en zich bij de Gemeente van Jezus aan te sluiten. Hij nodigde alle kleinmoedige vrienden van Jezus uit om naar Jeruzalem te komen. Daar wilden zij alles met hen delen; zij moesten niet vrezen voor de Joden; deze zouden hun niets doen, want ze zaten zelf voor hen met de schrik op het lijf. 2060. Zij hadden een maaltijd in de herberg vóór de stad. Hier voegde zich Tomas met de 2 andere leerlingen bij hen. Zich van de overige apostelen afscheidend, was hij met een leerling uit het gewest van Samaria naar diens geboorteplaats gegaan. Dit was één van die leerlingen, die Jezus gevolgd waren, nadat Hij zijn gesprek had gehad met de Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron222. 221 Herberg vóór Sikar. – Even goed en nog beter kon gezegd zijn: vóór Taänat-Silo, dat het huidige Salim is. Reeds in fasc. 28, eind nr. 1650, heeft K. deze herberg bij een hospitaal vergeleken, zoals hier. 222 Opmerking van Brentano: Zij meent dit reeds aan de schrijver verteld te hebben, doch de verhalen uit die tijd vertonen een leemte ten gevolge van uitwendige storing, waardoor de hier bedoelde bijzonderheid verloren is gegaan. De vroegere naam van de hier vermelde zoon van Simeon schijnt Obed geweest te zijn. In nrs. 2173 en 2182 zal nog een zoon van Simeon genoemd worden, nl. Eliud. Dezelfde wordt ook genoemd in nr. 2067. Deze naamkwestie blijft een duistere zaak. Fascikel 33 785 |