| Petrus knielde ervóór en Joannes en Jakobus iets achteruit, de overige apostelen achter hen en dan de leerlingen. Onder het knielen waren zij met het hoofd tot tegen de aarde gebogen en zij hielden de handen vóór het aangezicht (oosters aanbiddingsgebaar, nog in zwang bij de Moslims, cfr. fasc. 1, nr. 9, voetnoot 21). Het deksel of de lederen kap was van de kelk afgenomen, maar het witte velum hing er nog over. Hier waren slechts die leerlingen tegenwoordig, die reeds dieper in de geheimenis van het allerheiligste Sacrament ingewijd waren, zoals zij ook op hun reis naar Sikar overwegend zulke leerlingen meegenomen hadden, die de Heer na zijn Verrijzenis gezien hadden en die dus getuigenis van zijn Verrijzenis konden afleggen. Maria bidt en bewandelt de kruisweg. 2069. De H. Maagd was heden door Maria Markus naar Jeruzalem afgehaald geworden en Veronika, die nu openlijk met haar omgaat, had met Maria Chusa haar van Betanië daarheen vergezeld. De H. Maagd is liever in Jeruzalem, want daar Fascikel 33 796 |