| slechts buiten die lichtkring achteruit geweken, omdat zij, naar ik meen, Hem anders niet hadden kunnen zien. Jezus zegde eerst: “Vrede zij U!” en dan sprak Hij nog enige woorden tot Petrus en Joannes. Ik weet alleen nog dat een verwijt daarin voorkwam; zij hadden iets naar eigen goeddunken gedaan, waren hierdoor zijn bevel te buiten gegaan, en daarom was iets hun niet gelukt. Het was iets van de genezing van zieken op de terugweg van Sikar en Taänat-Siloh, waarin zij niet nauwkeurig zijn richtlijnen hadden opgevolgd en daarom waren zij niet geslaagd. Zij hadden er iets op eigen hand en naar hun goeddunken willen doen. Hij beval hun daarom terug te keren en het anders te doen. Eerlijk gezegd, het is mij ontgaan wat zij niet juist gedaan hadden, maar ik vermoed dat zij aan de handeling iets van het hunne toegevoegd hadden, of hun handeling bedorven hadden door een inwendige zwakheid, een innerlijk tekort aan vast geloof, of iets dergelijks. Na deze vermaning trad Jezus verder vooruit tot geheel onder de lamp en de kring sloot zich dan een weinig nauwer rond Hem toe. 2074. Ik bemerkte dat Tomas geweldig schrok en zeer ontsteld was en zich vol vrees even terugtrok, toen Hij de Heer zag verschijnen. Maar Jezus nam aanstonds met zijn rechterhand de rechterhand van Tomas bij haar wijsvinger en legde de top ervan in de wonde van zijn linkerhand. Dan bracht Hij de rechterhand van Tomas met zijn eigen rechterhand, zonder zijn borst te ontbloten in zijn boezem onder zijn kleed en legde de wijs- en middelvinger ervan in de wonde van zijn rechterzijde. Hij sprak daarbij enige woorden, die ik niet meer weet (Joa. 20, 27). Fascikel 33 802 |