| 2078. Terwijl Jezus tot de apostelen van de wijdingen sprak, die na de komst van de H. Geest toegediend moesten worden, had ik een visioen over een grote doop in de vijver Bethesda (nr. 2151), en ik zag in dit gezicht de mantel van Petrus wit en rood gebloemd en op de borst samengehouden met een vierhoekig slot als met een metalen schildje. Dit was in het midden door een streep in 2 helften gedeeld; op de ene helft zag ik de figuur van een lam en op de andere die van een persoon bekleed met een lange mantel, die van onderen dicht gehaald was, doch iets meer bepaald weet ik er niet meer van. Fascikel 33 808 |