| De gehele maaltijd, de tijd zelf had iets geheimzinnigs en betekenisvol. Niemand durfde Hem ondervragen (Joa. 21, 12), en de gehele handeling was gekenmerkt door een heilige plechtstatigheid, diepe stilte en ernst, die op allen een aangrijpende indruk maakten. Jezus verscheen hun meer bedekt, ingehuld (in zijn kleren), zodat men zijn wonden niet bemerkte. Petrus tot opperherder van de Kerk, van lammeren en schapen aangesteld (Joa. 21, 15-23). 2084. Na de maaltijd zag ik Jezus en ook de leerlingen opstaan en samen aan het Meer op en neer wandelen. (Zich noordwaarts richtend, verwijderden zij zich van de plaats waar zij vis gegeten hadden). Na enige tijd stond Jezus stil en zegde plechtig tot Petrus: “Simon, zoon van Jonas, is uw liefde voor Mij groter dan de hunne?” Hierop antwoordde Petrus schuchter: “Ja, Heer, Ge weet dat ik U liefheb!” En Jezus sprak verder: “Weid mijn lammeren!” Op hetzelfde ogenblik zag ik in een bijvisioen de ontluikende Kerk met de opperherder of hoogste bisschop; en ik zag hoe hij de eerste christenen, die nog zwak waren, onderricht en leiding gaf. Ik zag de vele nieuwe christenen als tedere lammeren in de wateren van de doop rein gewassen worden. Een wijle later, terwijl zij nog steeds op en neer wandelden en Jezus zich menigmaal omwendde en stil bleef staan en allen zich tot Hem keerden, zegde Hij weer in zulk een rustpoos: “Simon, zoon van Jonas, bemint Gij Mij?” Fascikel 33 818 |