| Ik zag echter dat Petrus die dit zag, aan de Heer vroeg, terwijl hij op Joannes wees: “Heer, wat staat er hem te wachten?” Om Petrus’ nieuwsgierigheid te bestraffen wedervoer Jezus: “Indien Ik wil dat hij zal blijven tot Ik kom, wat gaat u dit aan? Gij echter volg Mij!” Meteen keerde Hij zich weer om en zij wandelden verder. Toen Jezus voor de derde maal tot Petrus zei: “Weid mijn schapen!”, en eraan toevoegde dat hij, op hoge leeftijd door een ander gebonden en weggeleid zou worden waarheen hij niet wilde, kreeg ik een gezicht van de wijd en zijd uitgebreide Kerk: ik zag Petrus te Rome geboeid en gekruisigd worden en vele christenen op vele plaatsen van de wereld de marteldood ondergaan. 2086. Ik zag dat het ook aan Petrus verleend werd hetzelfde in de geest te zien en kennis van zijn einde te krijgen. Ik zag dat Petrus zich tot Joannes wendde en in een visioen beschouwde hoe hij de Heer in de toekomst te midden van veelvuldig lijden zou volgen. Op het ogenblik dat Petrus dit visioen over Joannes had, zag hij hem tegelijk natuurlijkerwijze vóór zich en hij dacht bij zichzelf: ”Zou Joannes, die door Jezus zo bemind wordt, ook niet gelijk Jezus gekruisigd worden?” Toen was het dat hij Jezus hieromtrent ondervroeg en de berisping opliep. Ik vernam ook dat enigen deze woorden van Jezus verkeerd verstaan hebben en meenden dat ze betekenden: “Ik wil dat hij zo blijve!” (Joa. 21, 23). Doch ze betekenen in feite: “Indien Ik wil dat hij blijve.” Ook de anderen die dit gehoord hadden, hebben gemeend dat Joannes niet zou sterven, maar hij is wel gestorven. Ook hierbij had ik een gezicht van zijn dood en van zijn verblijfplaats na zijn dood (nr. 2088). Zij gingen nog een eindweegs met Jezus mee en Hij zegde hun wat zij verder moesten doen en hierna verdween Hij uit hun ogen. Hij was naar Gergesa toe, ten oosten van het Meer gegaan Fascikel 33 820 |