| verschijningen van Jezus en over de noodzakelijkheid Hem te volgen. Spoedig zag ik Jezus uit dezelfde richting en hetzelfde gewest, van waar Petrus gekomen was, naderen. Hij ging de berg op en de H. Vrouwen, die op het bergpad stonden, wierpen zich voor Hem neer (cfr. Mt. 28, 17). Ook sprak Jezus hen in het voorbijgaan aan. Maar toen Hij lichtend door de menigte schreed, waren velen huiverig en bevreesd en juist dezen zijn niet getrouw gebleven. Hij trad dan in het midden op de zuil en nam de plaats van Petrus in, die zich nu tegenover Jezus stelde. Jezus sprak nu tot zijn toehoorders over de noodzakelijkheid de zijnen te verlaten om Hem te volgen en over de vervolging die zij dan te verwachten hadden. 2094. Nagenoeg tweehonderd der aanwezigen verwijderden zich, toen zij uit zijn mond die strenge voorwaarden vernamen (Mt. 28, 17). Nadat zij weggegaan waren, zei de Heer dat Hij zacht gesproken had om de zwakken niet te ergeren. En nu sprak Hij zeer streng over het lijden en de vervolgingen, die zijn navolgers op aarde te verduren zouden krijgen, en over het eeuwig loon dat zij in de hemel te verwachten hadden. Hij zegde dit tot de apostelen en leerlingen, zoals Hij het reeds eenmaal in zijn laatste predicaties in de tempel had gedaan. Hij herhaalde hun ook dat zij eerst enige tijd te Jeruzalem moesten blijven en, nadat Hij hun de H. Geest gezonden had, moesten zij dopen in de naam van de Vader, van de Zoon en van de H. Geest en de christelijke Gemeente grondvesten. Vervolgens moesten zij zich verspreiden en op verdere plaatsen nieuwe gemeenten stichten. Fascikel 33 832 |