| Bij de voorzegging van Jezus op de oever van het Meer betreffende de dood van Petrus en de toekomst van Joannes en bij het bevel van Jezus ‘weid mijn lammeren’, kreeg ik het gevoel - dat Petrus in zijn opvolgers ten eeuwigen dage met de zorg belast werd voor het bestuur van de Kerk en het weiden van de kudde, en - dat Joannes opdracht kreeg om eeuwig aan de waterbron te staan, waardoor de weide verfrist en besproeid en de schapen verkwikt moeten worden. Ik herkende – zo luidt althans de zin van haar uitlating, die de pelgrim niet met haar eigen woorden weergeven kan – - dat de werking van Petrus meer in de tijd was, in de uitwendige organisatie (kunstmatige bestuursvorm), en daarom op zijn opvolgers overging, maar - dat de werking van Joannes meer in het innerlijke, in het wezen, in de bezieling en ontvlamming bestond, in het uitzenden van geestdriftige boden. - De ene is meer een vaste rots, een gebouw; - de andere meer een waaien (aandrijven, bezielen, bevruchten), een wolk, een storm, een donderkind, een levenwekker, een uitzender van stemmen (geloofsverkondiging). - Petrus is als de bouw, het lichaam, de besnaring en stemming van de harp; - Joannes is als het waaien van de wind door haar snaren. Fascikel 33 839 |