background image
De mensenmenigte hier rondom Jezus en in het gehele gewest
was voor mij niet meer telbaar. Alle zij- en omwegen, waarlangs
de Heer gegaan was, herinnerden mij aan de grote
verscheidenheid van zijwegen, die ik altijd naast de rechte
levensweg naar het hemelse Jeruzalem zie, waarop men door
Gods genade geleid wordt om aan de evenmens nog langer liefde
te kunnen betonen en diensten bewijzen. Het scheen mij dan
ook dat zelfs de Heer met geen ander doel hier zulke
omwegen volgde, dan om de leerlingen nog met alle
liefde te kunnen vormen en op hun taak
voorbereiden.
Hier sprak Hij zeer lang met hen, als Iemand die nu
zijn werk besluit en op het punt staat afscheid te
nemen. Zij vermoedden nu dat het uur van het afscheid
naderde, doch niet dat dit ogenblik daar zo vlug zou zijn.
De zon stond reeds hoger, doch ik weet niet of ik mijn gedacht
juist uitdruk, want daar in het land komt de zon mij niet zo
verwijderd en hoogstaand voor als hier (cfr. fasc. 24, nr. 1241,
voetnoot 674). Het schijnt mij telkens als was zij daar dichter bij
de aarde. Ik zie ze daar niet, gelijk hier, als een kleine ronde bol
opgaan, maar met veel groter glans; en haar stralen zie ik
doorgaans niet zo fijn, maar dikwijls als brede lichtbanen.
Het woord ‘hoog’ is hier eigenlijk een verkeerde uitdrukking.
Ik bedoel dat de zon reeds verder van de aardrand (of kimme) in
de hemel opgestegen was.
Zij hadden hier (op deze ruime lustplaats) nu reeds langer dan een
uur vertoefd, en in Jeruzalem was ondertussen alles in beweging
gekomen. In de stad sprak men verwonderd over de massa
mensen op de Olijfberg en dit lokte er nu nog veel ander volk uit
de stad op de berg bij. In het gewest zag men in de verte een
groot gewemel en op de smalle bergwegen verdrong men
elkander, maar rondom Jezus en de zijnen bleef voldoende ruimte.
Fascikel 33
880