| 2133. De apostelen en leerlingen stonden het naast bij Jezus. Zij waren meest allen gans verblind en sloegen hun ogen ter aarde, terwijl veel anderen met het aangezicht op de grond neervielen. De H. Maagd stond dicht achter hen en staarde kalm voor zich uit. Na enige ogenblikken, wanneer de lichtschittering verminderd en wat teruggetrokken was, staarde de gehele menigte in de grootste stilte en met de meest verschillende zielsbewegingen omhoog naar de hemelse glans, die daar nog voort bleef hangen, en uit dit licht zag ik 2 gestalten nederdalen254. In het begin waren ze klein, maar werden groter en verschenen dan in volle grootte in lange witte klederen en met stokken in de hand aan het volk. Het waren, zou men gezegd hebben, profeten. Zij spraken de menigte toe; hun stemmen klonken luid als bazuinen en het leek me dat men ze in Jeruzalem moest kunnen horen. Zij bewogen zich niet, maar stonden roerloos, terwijl zij enige woorden spraken. Welke woorden de engelen spraken heeft de zienster niet gezegd,  maar wij ontlenen ze aan Hand. 1, 11 en lassen ze hier in:   “Mannen van Galilea”, zegden zij, “wat staat gij daar zo naar de  hemel te zien.  Dezelfde Jezus die van u weg en in de hemel  opgenomen is, zal weerkeren, zoals gij Hem ten hemel hebt zien  stijgen!”    Na deze woorden verdwenen beide gestalten, maar de lichtglans hield nog een tijdlang aan en verdween dan eindelijk, overgaand in het natuurlijke daglicht, zoals het daglicht overgaat in de nacht. 254 Twee gestalten daalden neer uit het licht. – De verschijning van deze engelen is gelokaliseerd op een andere, nabije top van de Olijfberg, met name Karm es Saijid, 300 m ten noordwesten van de top der Hemelvaart. De kapel die aan de engelen herinnert heet Viri Galilaei, de eerste 2 van de woorden die de engelen spraken. Maar deze zeer jeugdige traditie heeft geen stevige grond onder zich en is dus onbetrouwbaar (cfr. Guide, 270; De Géramb, I, 293; Mislin, III, 18). Fascikel 33 885 |