diameter van 5,35 m (binnenmaat) en had boven een koepel met een
opening die eveneens aan Jezus’ Hemelvaart moest doen denken.
Het heiligdom in zijn geheel was naar het oosten georiënteerd. Aan
deze kant stond op het open plein onder een ciborium (= stenen
baldakijn rustend op 4 pijlers boven altaar; altaarbaldakijn) en vóór een
soort absis (= overwelfde, halfronde of veelhoekige koornis als uitbouw
van het hoofdaltaar in sommige grote kerken – basilieken, vaak voorzien
van zitbanken voor aan de plechtigheden deelnemende geestelijken)
een altaar. Aan de westkant had het heiligdom of de achthoekige
ringmuur een rechthoekige vestibule (= ruimte direct achter de ingang
van een gebouw of een woonhuis, voorportaal, hal) portiek of portaal met
heerlijk uitzicht op Jeruzalem, op de Kedronvallei en de bergen rond en
achter Jeruzalem. Een trap van 25 treden daalde af op de bergvlakte.
***
- Dit heiligdom onderging schade tijdens de inval van de Perzen in 614.
- In 638 rukten de Arabieren het kruis van het voorgebouw af en
teisterden ook het gebouw, aangezien het in dezelfde eeuw nog
hersteld werd door de abt Modestus en wel volgens het primitieve
plan.
- In deze herstelde toestand zagen het Arkulfus (670), Willibald (8e
eeuw) en de monnik Bernardus (870); het heiligdom bestond nog
steeds uit de dubbele kringvormige zuilengang en het open plein,
waar het voetspoor van Christus het voorwerp van vurige verering
bleef.
Onder het baldakijn zag men nog het altaar en door de oude
vestibule trad men nog het heiligdom binnen.
- Nog in 985 was zijn toestand gelijk gebleven, maar het werd in puin
aangetroffen door de kruisvaarders in 1099.
- In 1010 was het verwoest geworden door Hakim van Egypte (996‐
1026).
- De kruisvaarders herbouwden aanstonds de achthoekige
omheiningsmuur op de oude fundamenten, bouwden er rondom
verschansingswerken tegenaan en herschiepen de plaats tot een
vesting of fort. De dubbele omlopende zuilengang werd door een
Fascikel 33
899
|