De dagen na de Hemelvaart.
2135.
(Vrijdag, 4 mei). –
Ik zag daags na de Hemelvaart en de volgende dagen de apostelen
voortdurend tezamen en de H. Maagd onder hen in het Cenakel
(Hand. 1, 14). Sedert de laatste maaltijd van Jezus, waarop ik het
voor de eerste maal zag, zag ik Maria onder de oefening van het
gebed en van het breken des broods telkens tegenover Petrus die
de eerste plaats bekleedde in de kring die men voor het gebed
vormde en bij de maaltijden.
(Zaterdag, 5 mei; Sabbat). –
(Zondag, 6 mei). –
Met het sluiten van de sabbat (te verstaan in de eigenlijke zin van
zaterdag, niet in de zin van sabbatoefening op vrijdagavond, 4
mei; na de sluiting van de sabbat is de zondag begonnen) zag ik
de apostelen in de zaal tot het gebed verzameld. Ik zag hen allen
in hun witte feestklederen en Petrus en de 2 anderen in hun
onderscheidingsgewaden. Ik zag dat in hun plechtigheden iets
veranderd was.
(Er was een oefening aan toegevoegd, die het begin is geweest van
de zondagviering, zie nr. 2054, voetnoot 220).
Zij stonden in een kring onder de lamp. De H. Maagd stond
tegenover Petrus. Tussen hen stond onder de lamp een hoger
vierhoekig tafeltje als een vierhoekig altaar, bedekt met een rood
doek en met daarboven nog een doorschijnend wit doek. Maar
daarover herinner ik me voor het ogenblik niets bijzonders.
Sedert Maria in de nacht vóór de Hemelvaart (met de apostelen)
mee aan de tafel van het Avondmaal aanzat, heb ik altijd het
gevoel gehad dat zij een hoger rol te vervullen, een andere taak
Fascikel 33
903
|